“Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. Wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand” (Joh. 15: 5,6).
Deze verzen hebben betrekking op een kind van God die als een rank aan Christus de Wijnstok is verbonden. Het gaat hier niet over eeuwig heil, maar over vrucht dragen. De enige functie van een rank is om vrucht te dragen en het doel van onze verlossing is ook om vrucht te dragen. Wanneer een rank geen vrucht draagt, deugt het nergens meer toe dan om in het vuur geworpen te worden (vgl. Ezech. 15:1-5).
In de gelijkenis van de talenten zien we een slaaf die ook geen vrucht heeft gedragen. Hij bleef echter een slaaf, maar ging niet het feest van de Heer binnen. Een christen die geen vrucht draagt, blijft een kind van God, maar heeft geen vrucht gedragen voor het koninkrijk van Christus en zal daarom zijn of haar Messiaanse heerlijkheid missen.
Het vuur kunnen we vergelijken met het vuur in 1 Corinthiërs 3:13-15. Het vuur verbrandt wat geen vrucht is, maar de gelovige “zal gered worden, als door vuur heen”.
Wanneer we geen vrucht dragen, heeft duidelijke gevolgen voor de gelovige, maar die gevolgen hebben niets te maken met het verliezen van eeuwig heil, want een christen kan zijn of haar eeuwig heil niet verliezen.