Het is me al een aantal jaar duidelijk dat een komende reformatie een definitieve openbaring moet zijn van onze eenheid met Christus in de geest, een werkelijke perceptie van Galaten 2:20. Men vindt zelden een gelovige die zegt dat Christus Zijn leven leeft in zijn of haar sterfelijk vlees. Dit betekent dat onze vereniging met Hem (1 Cor. 6:17), 100% Christus is en 100% mijzelf, niet één deel Christus en een ander deel menselijk, alsof Christus ons helpt het christelijke leven te leven. Er komt een moment dat God het niet langer neemt en Christus zijn rechtmatige plaats zal innemen. Dit betekent het einde van het dualisme van ik hier en God daar, en zie ik me als twee-eenheid – te onderscheiden, maar niet te scheiden. Alleen op die basis kan God alles in allen zijn. De test om te weten of we dit hebben begrepen, is als we met ons hele hart kunnen zeggen dat Christus Zijn leven leeft ALS ons. Hoewel Hij altijd de Schepper is en wij altijd het schepsel, moet onze conclusie van Galaten 2:20 toch zijn dat wij Christus zijn in onze menselijke opmaak van ziel en lichaam. Dan hebben we ook geen probleem met Johannes’ woorden: “want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld” (1 Joh. 4:17b). Hieruit vloeit alle verdere reformatie voort. Maar de vraag is of de gemeente van Jezus Christus haar Pniël al heeft bereikt en haar Romeinen 7 “sprong in het geloof” (Kierkegaard) wil maken.